While things can change
Joost Groeneboer • 18 februari 2011

'David is niet de beste zanger van de wereld, maar waagt toch zijn kans in Hollywood. Ruby zit al jaren in de business en is inmiddels de premièrefeestjes beu. Hun verwachtingen vervagen in de werkelijkheid die ze beleven. De choreografen Koen De Preter en Maria Ibarretxe slaan opnieuw de handen in elkaar en laten zich inspireren door een heleboel filmmusicals.’
Nu heb ik niet veel met musical – dat houd ik me tenminste altijd voor – maar geprikkeld door deze woorden ga ik naar de première van
While things can change in de Melkweg. Vanaf het begin speelt mijn gebrek aan musicalkennis me parten. Van de liedjes die het tweetal – zichzelf begeleidend op ukelele en trommeltje – zingt, ken ik er geen een. Behalve een nummer van T. Rex, maar wat heeft dat met musical te maken? De
West Side Story pik ik er nog wel uit. Maar evenmin herken ik in de mix van moderne dans, stijl- en showdans de musicals waarop hun voorstelling is gebaseerd. Een kniesoor die er op let. De spontaniteit en humor waarmee het tweetal met alle stereotypen van het musicalgenre flirt, voeren me al snel mee.
Even ontwapend als de voorstelling is het gesprek dat ik na afloop met de jonge choreografen heb. Zij vertellen me welke filmmusicals allemaal in de voorstelling zitten verwerkt – niet alleen bekende - en welke ze hebben weggelaten. En T. Rex? Uit de film Billy Elliot, onthult De Preter. Op de tonen van Cosmic dancer springt het dansertje in spe op zijn bed op en neer, met alleen zijn torso in beeld.
Even ontwapend als de voorstelling is het gesprek dat ik na afloop met de jonge choreografen heb. Zij vertellen me welke filmmusicals allemaal in de voorstelling zitten verwerkt – niet alleen bekende - en welke ze hebben weggelaten. En T. Rex? Uit de film Billy Elliot, onthult De Preter. Op de tonen van Cosmic dancer springt het dansertje in spe op zijn bed op en neer, met alleen zijn torso in beeld.
While things can change is volgens Maria Ibarretxe een eerbetoon aan de musical. ‘Maar ook aan onszelf! Het is onze interpretatie ervan.’ Voor mij geeft de voorstelling aanleiding mijn gevoelens over musical bij te stellen. Het zijn niet zozeer de filmmusicals, maar de musicaltheatershows die me niet kunnen bekoren, ondanks hun professionaliteit. Geef mij maar de musicalchoreografie van Koen De Preter en Maria Ibarretxe. Hun bijna stuntelige dansjes en liedjes geven je het gevoel dat je het allemaal zelf ook zou kunnen.
Op mijn fiets neurie ik: ‘I was dancing when I was twelve…’

‘Heb je wel eens overwogen dit aan te melden als immaterieel erfgoed?’, vroeg een medewerker van KIEN me pas naar aanleiding van het artikel dat Wim Burggraaff over mijn ‘hobby’ als morgenster of stadsjutter schreef. Dat heb ik niet alleen overwogen maar zelfs al geprobeerd. Bij het invullen van het aanmeldingsformulier op de website van het Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed Nederland (KIEN) liep ik echter gelijk tegen enkele van hun criteria op. Maar ik waag een nieuwe poging. Dynamisch De eerste vraag kan ik nog met een volmondig ja beantwoorden. Erkennen de beoefenaars deze cultuuruiting/ culturele activiteit zelf als immaterieel erfgoed? Jazeker, ikzelf tenminste wel! En met de vraag of ‘ het erfgoed dynamisch is en met de tijd mee mag veranderen ’, heb ik ook weinig moeite. Met de plaatsing van ondergrondse vuilcontainers en de opkomst van kringloopwinkels loopt het ‘vak’ van morgenster wel gevaar. Lastiger is de vraag: Is er sprake van levend erfgoed dat van generatie op generatie wordt doorgegeven? Nou ja, het is een eeuwenoud beroep, maar geen ambacht dat van vader op zoon of van meester op gezel wordt overgebracht. Ik neem wel af en toe wel iemand op mijn ‘strooptochten’ mee en op de website Dutch Trashures deel ik mijn meest bijzondere vondsten en de verhalen erachter. Mijn vrijetijdsbesteding valt bovendien onder ‘sociale praktijken’, een van de vijf door Unesco benoemde categorieën van immaterieel erfgoed. Dus na een korte twijfeling zeg ik ‘ja’. Passie ‘Het is belangrijk dat het erfgoed vandaag de dag wordt beoefend, met wortels in het verleden. En het moet je passie zijn, bij immaterieel erfgoed draait het om een passie. Mensen doen het omdat ze het leuk vinden of omdat het deel uitmaakt van hun identiteit. Niet enkel uit financiële noodzaak, want dan is geen immaterieel erfgoed meer.’ Kelly Boender van KIEN loodst me bij mijn tweede invulpoging vlot door alle vragen heen. Zo streng als ze lijken, zijn ze gelukkig niet. Het kenniscentrum is er wel op beducht dat iets wordt aangemeld dat te kort bestaat om al als immaterieel erfgoed ervaren te worden. Ju ridisch grijs gebied De eerste hobbel is genomen. Nu de laatste nog. Ik lees: ‘ Dit immaterieel erfgoed is op het moment van aanmelding niet in strijd met internationale mensenrechtenverdragen (nou, dat is geen probleem) en de Nederlandse wetgeving. ’ Oei, dat laatste kan een struikelblok zijn, want dingen bij de vuilnis meenemen is niet in iedere gemeente toegestaan. In Amsterdam wordt het onder bepaalde voorwaarden wel gedoogd. ‘Het is juridisch een beetje grijs gebied, maar dat geldt ook voor bijvoorbeeld de woonwagencultuur of andere vormen van erfgoed die met beperkende wet- en regelgeving te maken hebben’, stelt Kelly me gerust. ‘Zolang het een grijs gebied is en geen zwart gebied, doen we daar meestal niet moeilijk over. Juist ook omdat regelgeving bepaalde vormen van immaterieel erfgoed om zeep dreigt te helpen die we vanwege hun sociale meerwaarde zouden willen laten voortbestaan.’ En dat er een rafelig randje aanzit, maakt het ook wel weer interessant. Nu maar afwachten of de aanmelding van ‘morgenster’ voor het netwerk immaterieel erfgoed wordt geaccepteerd.

Ik had niet gedacht dat het zo’n impact zou hebben. Maar wat is het fijn om weer naar het theater te gaan, om – op afstand – in de foyer een biertje te drinken, om in de zaal – op nog meer afstand – samen te genieten van wat we op de dansvloer zien. Om samen te lachen, samen te bewonderen en samen overdreven luid te applaudisseren, voor dansers die zo te zien al net zo blij zijn als wij. Maandag ben ik in het Maaspodium in Rotterdam naar een testvoorstelling geweest. En niet zomaar een, maar van Stuk van dansgroep 155 , energieker kan bijna niet. Humor hebben de jongens, nou ja jongens, ze zijn inmiddels dertigers, beslist ook. Eenmaal plaatsgenomen mag het publiek zijn mondkapjes afdoen, maar, trapt Erik af, ‘je mag ze ook ophouden, dat staat cool en zit zo lekker.’ Ik had ze nooit eerder live gezien, maar ben gelijk al al fan. Niet alleen is het prachtig om de hiphopdansers de mogelijkheden en onmogelijkheden van hun lichaam te zien onderzoeken, maar ook zijn ze heel theatraal. In de pauze (‘voor ons, niet voor jullie.’) delen ze met elkaar hun intiemste verhalen en wrijvingen. Subliem is hun dans met de camera op het toneel, wat op het projectiescherm een heel surrealistisch beeld oproept. Een danceparty zit er na afloop vanwege de veiligheidsvoorschriften niet in, maar de dansers nodigen het publiek uit om nog even te komen buurten bij hun stand in de foyer. Dus maak ik kennis met Erik. ‘Je moet eens op ons Instagramkanaal of YouTube kijken’, vertrouwt hij me grijnzend toe als hij hoort dat ik Van Dans Magazine ben, ‘daarop hebben we net een sketch over een achterdochtige danscriticus in coronatijd gepost.’ Tristan EXPOSED iedereen in ELITE DANSWERELD , ook voor andere danscritici een must.