Tolhuis, kiele kiele...

Joost Groeneboer • 26 augustus 2011
Altijd als ik de paren vol overgave zie dansen, de mannen supergeconcentreerd en de vrouwen in katzwijm tegen hun schouder gevleid, een gelukzalige glimlach op het gezicht, neem ik me voor deze verleidelijke dans te gaan leren. Wat me er tot nog toe van weerhield is dat tango niet de makkelijkste dans schijnt te zijn en dat je er veel tijd in moet steken. Fanatieke dansers vertrekken drie, vier keer per week rechtstreeks van werk naar een tangosalon, ergens in het land. Tango is een verslaving.

Maar eindelijk komt het er dan van. Martha Luz en ik hebben onze eerste tangoles. In de Tolhuistuin in Amsterdam-Noord. Een historische plek, want in de tijd dat er vanwege de zedelijkheid in de hoofdstad niet in het openbaar mocht worden gedanst, trokken de Amsterdammers ’s zomers massaal met het pondje het IJ over naar de Tolhuistuin en andere lustoorden buiten de stadsgrens. Daar kon je vrijuit van de muziek genieten, lekker dansen en wie weet een vrijer opdoen. Een bekende hit was Leon Boedels’ Tolhuis, kiele, kiele Tolhuis. Nog geen honderd meter van de Tolhuistuin verwijderd, kon het publiek in 1913 - nadat de dans eerder in Den Haag was gedemonstreerd – voor de allereerste keer in Nederland zelf tangodansen. In een Belgische danstent die op het lunapark naast de scheepvaarttentoonstelling ENTOS stond. Op een draaiende dansvloer nog wel.

De houten dansvloer van de Tolhuistuin is stukken minder lux. We dansen op losse vlonders, die normaal gebruikt worden als de stoep opgebroken is. Je moet goed uitkijken dat je in de gaten je enkels niet verzwikt. En dan nog moet je voorzichtig om de stalen kabels van de overspanning heen laveren. Maar buiten dat valt de eerste les honderd procent mee. De tango is minder moeilijk dan gedacht, althans de basispassen die ons door Anouk en Hester van dansschool Tangotalks worden aangeleerd. Eerst alleen maar lopen, dan een glijdende pas naar links, en dan weer terug. Totdat we onder het toeziend oog van de gevorderden beginnen te dansen en de dames met veel gelach hun eerste draaitje mogen doen. 

Wat ons betreft: wordt vervolgd!
Joodsche markt op het Waterlooplein, 1940-43 - foto collectie NIOD
door Joost Groeneboer & Martha Luz Machado Caicedo 29 april 2022
Niet alleen Hijman Lierens, een oude marktkoopman op het Waterlooplein, maar ook diens dochter Eva en haar hele gezin blijken op ons adres in de Vrolikstaat in Amsterdam-Oost te hebben gewoond. Een schokkende ontdekking, want ze zijn in de oorlog allemaal in Auschwitz vermoord.
door Joost Groeneboer 19 mei 2021
‘Heb je wel eens overwogen dit aan te melden als immaterieel erfgoed?’, vroeg een medewerker van KIEN me pas naar aanleiding van het artikel dat Wim Burggraaff over mijn ‘hobby’ als morgenster of stadsjutter schreef. Dat heb ik niet alleen overwogen maar zelfs al geprobeerd. Bij het invullen van het aanmeldingsformulier op de website van het Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed Nederland (KIEN) liep ik echter gelijk tegen enkele van hun criteria op. Maar ik waag een nieuwe poging. Dynamisch De eerste vraag kan ik nog met een volmondig ja beantwoorden. Erkennen de beoefenaars deze cultuuruiting/ culturele activiteit zelf als immaterieel erfgoed? Jazeker, ikzelf tenminste wel! En met de vraag of ‘ het erfgoed dynamisch is en met de tijd mee mag veranderen ’, heb ik ook weinig moeite. Met de plaatsing van ondergrondse vuilcontainers en de opkomst van kringloopwinkels loopt het ‘vak’ van morgenster wel gevaar. Lastiger is de vraag: Is er sprake van levend erfgoed dat van generatie op generatie wordt doorgegeven? Nou ja, het is een eeuwenoud beroep, maar geen ambacht dat van vader op zoon of van meester op gezel wordt overgebracht. Ik neem wel af en toe wel iemand op mijn ‘strooptochten’ mee en op de website Dutch Trashures deel ik mijn meest bijzondere vondsten en de verhalen erachter. Mijn vrijetijdsbesteding valt bovendien onder ‘sociale praktijken’, een van de vijf door Unesco benoemde categorieën van immaterieel erfgoed. Dus na een korte twijfeling zeg ik ‘ja’. Passie ‘Het is belangrijk dat het erfgoed vandaag de dag wordt beoefend, met wortels in het verleden. En het moet je passie zijn, bij immaterieel erfgoed draait het om een passie. Mensen doen het omdat ze het leuk vinden of omdat het deel uitmaakt van hun identiteit. Niet enkel uit financiële noodzaak, want dan is geen immaterieel erfgoed meer.’ Kelly Boender van KIEN loodst me bij mijn tweede invulpoging vlot door alle vragen heen. Zo streng als ze lijken, zijn ze gelukkig niet. Het kenniscentrum is er wel op beducht dat iets wordt aangemeld dat te kort bestaat om al als immaterieel erfgoed ervaren te worden. Ju ridisch grijs gebied De eerste hobbel is genomen. Nu de laatste nog. Ik lees: ‘ Dit immaterieel erfgoed is op het moment van aanmelding niet in strijd met internationale mensenrechtenverdragen (nou, dat is geen probleem) en de Nederlandse wetgeving. ’ Oei, dat laatste kan een struikelblok zijn, want dingen bij de vuilnis meenemen is niet in iedere gemeente toegestaan. In Amsterdam wordt het onder bepaalde voorwaarden wel gedoogd. ‘Het is juridisch een beetje grijs gebied, maar dat geldt ook voor bijvoorbeeld de woonwagencultuur of andere vormen van erfgoed die met beperkende wet- en regelgeving te maken hebben’, stelt Kelly me gerust. ‘Zolang het een grijs gebied is en geen zwart gebied, doen we daar meestal niet moeilijk over. Juist ook omdat regelgeving bepaalde vormen van immaterieel erfgoed om zeep dreigt te helpen die we vanwege hun sociale meerwaarde zouden willen laten voortbestaan.’ En dat er een rafelig randje aanzit, maakt het ook wel weer interessant. Nu maar afwachten of de aanmelding van ‘morgenster’ voor het netwerk immaterieel erfgoed wordt geaccepteerd.
foto Guido Bosua
door Joost Groeneboer 30 april 2021
Ik had niet gedacht dat het zo’n impact zou hebben. Maar wat is het fijn om weer naar het theater te gaan, om – op afstand – in de foyer een biertje te drinken, om in de zaal – op nog meer afstand – samen te genieten van wat we op de dansvloer zien. Om samen te lachen, samen te bewonderen en samen overdreven luid te applaudisseren, voor dansers die zo te zien al net zo blij zijn als wij. Maandag ben ik in het Maaspodium in Rotterdam naar een testvoorstelling geweest. En niet zomaar een, maar van Stuk van dansgroep 155 , energieker kan bijna niet. Humor hebben de jongens, nou ja jongens, ze zijn inmiddels dertigers, beslist ook. Eenmaal plaatsgenomen mag het publiek zijn mondkapjes afdoen, maar, trapt Erik af, ‘je mag ze ook ophouden, dat staat cool en zit zo lekker.’ Ik had ze nooit eerder live gezien, maar ben gelijk al al fan. Niet alleen is het prachtig om de hiphopdansers de mogelijkheden en onmogelijkheden van hun lichaam te zien onderzoeken, maar ook zijn ze heel theatraal. In de pauze (‘voor ons, niet voor jullie.’) delen ze met elkaar hun intiemste verhalen en wrijvingen. Subliem is hun dans met de camera op het toneel, wat op het projectiescherm een heel surrealistisch beeld oproept. Een danceparty zit er na afloop vanwege de veiligheidsvoorschriften niet in, maar de dansers nodigen het publiek uit om nog even te komen buurten bij hun stand in de foyer. Dus maak ik kennis met Erik. ‘Je moet eens op ons Instagramkanaal of YouTube kijken’, vertrouwt hij me grijnzend toe als hij hoort dat ik Van Dans Magazine ben, ‘daarop hebben we net een sketch over een achterdochtige danscriticus in coronatijd gepost.’ Tristan EXPOSED iedereen in ELITE DANSWERELD , ook voor andere danscritici een must.
Meer blogs