Applaus
Joost Groeneboer • 15 april 2013

Buiten adem kom ik bij de Stopera aan. Buiten staan groepjes kinderen met hun onderwijzers te wachten tot ze naar binnen mogen. Voor elke zaalingang staat een kapstokje klaar. Een hoop georganiseer, zo’n kindermatinee. Snel nog een boterhammetje eten, naar het toilet en dan je plaatsen zoeken. ‘GA ZITTEN!’, zegt een juf tegen een jongen die niet gelijk doet wat ze zegt.
Op romeojulia.het-ballet.nl hebben de kinderen al kennisgemaakt met
Romeo en Julia, met schrijver William Shakespeare en choreograaf Rudi van Dantzig. Het Nationale Ballet heeft voor de leerlingen én leerkrachten een uitgebreid lesprogramma samengesteld. Ze leren wie wie is, want het verhaal zit best ingewikkeld in elkaar. Ze kunnen er hun eigen stamboom maken en via de Woedemeter te weten komen wat voor iemand ze zijn. Wat voor score zou die juf hebben, vraag ik me af.
De jongens zijn net jong genoeg om zich niet te stoer te voelen voor ballet. Behalve één ‘lastpak’ die tussen twee leerkrachten zit ingeklemd. Het weerhoudt hem er niet van luid BOE te roepen, terwijl de andere kinderen klappen. De onderwijzers kijken onverstoorbaar voor zich uit, blijkbaar zijn ze niet anders gewend. Maar als toneelmeester Sjors na de eerste akte in plat Amsterdams uitlegt hoe de decors gewisseld worden en daarbij ook de theaterlichten laat zakken, klapt de jongen de handen uit zijn lijf. Dat is toch wel heel vet, zo’n enorme rij flitsende lampen! Weer een zieltje gewonnen, want na de pauze danst hij vol overgave mee met het ‘zaaldansje’ dat ze al op school hebben ingestudeerd en hen nu door een zestal dansdocenten wordt voorgedaan.
Een prachtig gezicht, een zaal vol kinderen die tussen de stoelen dansen. Maar misschien niet zo slim om dit voor de laatste akte te doen. Nu zijn ze onrustig en applaudisseren bij het minste geringste. Wat komische situaties oplevert, vooral als Julia doet of ze dood is. ‘Doe niet zo irritant, je mág niet klappen’, sist het jongetje voor me. Het maakt niet uit, de leerlingen hebben de middag van hun leven. Als de dansers aan het einde buigen, barst het applaus los. En reken maar dat dat klinkt, 1100 klappende, juichende en fluitende kinderen!

‘Heb je wel eens overwogen dit aan te melden als immaterieel erfgoed?’, vroeg een medewerker van KIEN me pas naar aanleiding van het artikel dat Wim Burggraaff over mijn ‘hobby’ als morgenster of stadsjutter schreef. Dat heb ik niet alleen overwogen maar zelfs al geprobeerd. Bij het invullen van het aanmeldingsformulier op de website van het Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed Nederland (KIEN) liep ik echter gelijk tegen enkele van hun criteria op. Maar ik waag een nieuwe poging. Dynamisch De eerste vraag kan ik nog met een volmondig ja beantwoorden. Erkennen de beoefenaars deze cultuuruiting/ culturele activiteit zelf als immaterieel erfgoed? Jazeker, ikzelf tenminste wel! En met de vraag of ‘ het erfgoed dynamisch is en met de tijd mee mag veranderen ’, heb ik ook weinig moeite. Met de plaatsing van ondergrondse vuilcontainers en de opkomst van kringloopwinkels loopt het ‘vak’ van morgenster wel gevaar. Lastiger is de vraag: Is er sprake van levend erfgoed dat van generatie op generatie wordt doorgegeven? Nou ja, het is een eeuwenoud beroep, maar geen ambacht dat van vader op zoon of van meester op gezel wordt overgebracht. Ik neem wel af en toe wel iemand op mijn ‘strooptochten’ mee en op de website Dutch Trashures deel ik mijn meest bijzondere vondsten en de verhalen erachter. Mijn vrijetijdsbesteding valt bovendien onder ‘sociale praktijken’, een van de vijf door Unesco benoemde categorieën van immaterieel erfgoed. Dus na een korte twijfeling zeg ik ‘ja’. Passie ‘Het is belangrijk dat het erfgoed vandaag de dag wordt beoefend, met wortels in het verleden. En het moet je passie zijn, bij immaterieel erfgoed draait het om een passie. Mensen doen het omdat ze het leuk vinden of omdat het deel uitmaakt van hun identiteit. Niet enkel uit financiële noodzaak, want dan is geen immaterieel erfgoed meer.’ Kelly Boender van KIEN loodst me bij mijn tweede invulpoging vlot door alle vragen heen. Zo streng als ze lijken, zijn ze gelukkig niet. Het kenniscentrum is er wel op beducht dat iets wordt aangemeld dat te kort bestaat om al als immaterieel erfgoed ervaren te worden. Ju ridisch grijs gebied De eerste hobbel is genomen. Nu de laatste nog. Ik lees: ‘ Dit immaterieel erfgoed is op het moment van aanmelding niet in strijd met internationale mensenrechtenverdragen (nou, dat is geen probleem) en de Nederlandse wetgeving. ’ Oei, dat laatste kan een struikelblok zijn, want dingen bij de vuilnis meenemen is niet in iedere gemeente toegestaan. In Amsterdam wordt het onder bepaalde voorwaarden wel gedoogd. ‘Het is juridisch een beetje grijs gebied, maar dat geldt ook voor bijvoorbeeld de woonwagencultuur of andere vormen van erfgoed die met beperkende wet- en regelgeving te maken hebben’, stelt Kelly me gerust. ‘Zolang het een grijs gebied is en geen zwart gebied, doen we daar meestal niet moeilijk over. Juist ook omdat regelgeving bepaalde vormen van immaterieel erfgoed om zeep dreigt te helpen die we vanwege hun sociale meerwaarde zouden willen laten voortbestaan.’ En dat er een rafelig randje aanzit, maakt het ook wel weer interessant. Nu maar afwachten of de aanmelding van ‘morgenster’ voor het netwerk immaterieel erfgoed wordt geaccepteerd.

Ik had niet gedacht dat het zo’n impact zou hebben. Maar wat is het fijn om weer naar het theater te gaan, om – op afstand – in de foyer een biertje te drinken, om in de zaal – op nog meer afstand – samen te genieten van wat we op de dansvloer zien. Om samen te lachen, samen te bewonderen en samen overdreven luid te applaudisseren, voor dansers die zo te zien al net zo blij zijn als wij. Maandag ben ik in het Maaspodium in Rotterdam naar een testvoorstelling geweest. En niet zomaar een, maar van Stuk van dansgroep 155 , energieker kan bijna niet. Humor hebben de jongens, nou ja jongens, ze zijn inmiddels dertigers, beslist ook. Eenmaal plaatsgenomen mag het publiek zijn mondkapjes afdoen, maar, trapt Erik af, ‘je mag ze ook ophouden, dat staat cool en zit zo lekker.’ Ik had ze nooit eerder live gezien, maar ben gelijk al al fan. Niet alleen is het prachtig om de hiphopdansers de mogelijkheden en onmogelijkheden van hun lichaam te zien onderzoeken, maar ook zijn ze heel theatraal. In de pauze (‘voor ons, niet voor jullie.’) delen ze met elkaar hun intiemste verhalen en wrijvingen. Subliem is hun dans met de camera op het toneel, wat op het projectiescherm een heel surrealistisch beeld oproept. Een danceparty zit er na afloop vanwege de veiligheidsvoorschriften niet in, maar de dansers nodigen het publiek uit om nog even te komen buurten bij hun stand in de foyer. Dus maak ik kennis met Erik. ‘Je moet eens op ons Instagramkanaal of YouTube kijken’, vertrouwt hij me grijnzend toe als hij hoort dat ik Van Dans Magazine ben, ‘daarop hebben we net een sketch over een achterdochtige danscriticus in coronatijd gepost.’ Tristan EXPOSED iedereen in ELITE DANSWERELD , ook voor andere danscritici een must.